?Ha,? riep hij op verheugden toon uit, ?ben je eindelijk ontwaakt? ???? Dat doet mij pleizier, goede vriend. Je sliept zoo lang, dat ik begon te vreezen, of je wel ooit weer goed wakker [77]zoudt worden! En hoe gaat het je nu??

?Dat kon beter, oude!? antwoordde Nanning, die, hoewel nog niet bekomen van zijne verbazing over ?s mans vreemde uiterlijk, toch getroffen was door zijn vriendelijkheid. ?Mijn hoofd en ledematen doen mij nog veel pijn en ik kan mij ternauwernood bewegen. Doch zeg mij, wie is u en hoe kom ik hier??

Bij die laatste woorden keek Nanning onwillekeurig rondom zich, en zijn gelaat toonde zeker weinig ingenomenheid met zijn tegenwoordig verblijf, want de oude man antwoordde:

?Dat was je beter gewend, niet waar? Ja, ja, dat behoef je me niet te vertellen, want dat begrijp ik wel. Mijn verstand is beter dan mijn kleeren, weet je. En hoe je hier gekomen bent, wel, dat is spoedig genoeg gezegd; ik heb je hierheen gedragen, en ik verzeker je, dat ik een mooi vrachtje aan je had. Maar dat doet er niet toe; ik verheug er mij in, dat je eindelijk ontwaakt bent, want je bent nu reeds drie dagen hier, en ik begon mij waarlijk ongerust te maken.?

?Was ik maar nooit weer wakker geworden,? ???? mompelde Nanning somber.

?Wel, waarom niet?? riep de oude man [78]op vroolijken toon uit. ??t Zou jammer geweest zijn van zoo?n flinken, jongen man! Kom, kom, alle zorgen op zijde gezet en moed gehouden! De wereld is groot en er is plaats voor iedereen. Maar zeg mij nu eens, wie zijt gij? En waar kan ik uw familie vinden, om haar kennis te geven van uw tegenwoordig verblijf? Mij dunkt uw bloedverwanten zullen wel ongerust over u zijn.?

?Familie?heb ik niet,? antwoordde Nanning somber, ?en mijn naam is u onverschillig. Noem mij, zooals gij wilt, en ???

De oude man viel hem lachend in de rede.

?Wel, dat is gemakkelijk! Dan zal ik u Lieven noemen, ???? omdat ik dien naam mooi vind, en daar ik van geboorte uit Keynoot ben, zult ge Lieven van Keynoot heeten. Mij kunt ge Hans noemen, want ik heet Hans Jelissen, en onder dien naam ben ik heinde en ver bekend, alhoewel ik meer Hans de Vedelaar word genoemd, omdat ik met vedelen en zingen mijn kost verdien. Maar eerst moet ik wat eten, want ik heb meer trek dan jij.?

Bij deze woorden wees hij op het brood, dat nog onaangeroerd bij Nanning op de tafel lag. [79]

?Hoe is het, Lieven, heb je geen honger, of smaakt het je niet? Is je tong misschien aan fijner gebak gewoon??

?Ik lust nog niets,? gaf Nanning ten antwoord. ?Alleen heb ik een onleschbaren dorst.?

?Dat komt van de koorts, en drinken is er goed voor,? ???? antwoordde de oude zanger. ?Drink zooveel je lust; het is het eenige, dat geen geld kost. Wil ik je de kruik eens aangeven??

Nanning dronk met groote teugen. Toen viel hij, vermoeid van het spreken, in zijn kussen terug en sloot de oogen. Vol medelijden staarde de oude man hem eenige oogenblikken aan, en men kon het hem aanzien, dat hij meer dacht, dan uitsprak.